Wat doet een logopedist
De logopedist houdt zich kortweg bezig met de communicatie en voeding. Wanneer hier problemen ontstaan kunnen deze behandeld worden door de logopedist. Binnen onze praktijk zijn twee logopediepraktijken werkzaam. Deze logopedisten zijn zelfstandig en huren een ruimte in onze praktijk voor het uitoefenen van hun eigen praktijk.
Als allround-logopediste behandelt Thea de Ridder problemen met de spraak, taal, stem, adem, gehoor, eetstoornissen en afwijkend mondgedrag, zowel bij volwassenen als kinderen. En sinds 2014 is ook Ingrid Staarink binnen de praktijk werkzaam, zij richt zich mn op de kinderen.
Indien nodig kan er doorverwezen worden of vindt er samenwerking plaats met andere disciplines, zoals school, (kinder)fysiotherapeut, oefentherapeut, stottertherapeut, tandarts en Audiologisch Centrum. De specialisaties binnen de praktijk zijn: taal- en spraakproblematiek bij kinderen en afwijkend mondgedrag (oro-myofunctionele therapie).
Wanneer logopedie
Als ouders, leerkrachten/kinderdagverblijfleidsters of anderen twijfelen over de taal- en/of spraakontwikkeling van het kind, kunnen zij de logopedist vragen om advies, of een onderzoek/observatie. Ook op het gebied van lezen en spelling kan er vanuit de logopedie hulp geboden worden. Samen met u wordt er gekeken of er sprake is van problemen op het gebied van:
- Taal
- Spraak
- Gehoor/Auditieve verwerking
- Afwijkende mondgewoonten
- Lees- en spellingsproblemen
Taal
Uw kind ontwikkelt zich op het gebied van taal in zijn eigen tempo. Het kan gebeuren dat uw kind later begint te praten dan leeftijdsgenootjes. Dit kan direct vanaf het begin invloed hebben op de totale ontwikkeling van uw kind.
Het kind spreekt niet, of erg weinig. Zijn zinnetjes zijn te kort of bevatten veel fouten. Hij kent weinig woorden of begrijpt nog heel weinig taal.
Natuurlijk ontwikkelt elk kind zich in zijn eigen tempo en daar wordt altijd rekening mee gehouden bij de onderzoeken. Het is belangrijk om te kijken naar het HELE kind en niet alleen naar de onderzoeksresultaten.
Heeft u twijfels over de taalontwikkeling van uw kind, dan kan de logopedist door middel van onderzoek en observatie van de woordenschat, de zinsbouw, het taalbegrip en het taalgebruik beoordelen of de ontwikkeling voldoende verloopt in vergelijking met leeftijdsgenootjes. Dit kan al bij kinderen vanaf 1 jaar.
Zie de website Kind en taal voor meer informatie over de taal en spraak van kinderen.
Spraak
Tijdens de spraakontwikkeling hoeft een kind natuurlijk nog niet alles perfect uit te spreken. Toch lijkt de spraak van normale driejarigen al erg veel op die van volwassenen. Het niet of slecht spreken geeft problemen in de communicatie. Als het kind niet goed duidelijk kan maken wat het wil, wordt het niet begrepen door zijn omgeving. Bovendien kunnen er later ook lees- en spellingsproblemen ontstaan.
Ouders denken soms dat het kind te lui is om goed te praten, maar dat is meestal niet zo. Kinderen met deze problemen hebben bijna altijd deskundige hulp nodig, want het gaat vaak om een stoornis die zich niet vanzelf herstelt. Het is dan ook belangrijk om niet te lang af te wachten. Bij ernstige problemen kunnen kinderen al voor hun derde jaar aangemeld worden. Vraag in elk geval advies als u zich zorgen maakt.
Ook kan het voorkomen dat uw kind één of enkele klanken niet goed uitspreekt. Dit noemen we een articulatiestoornis. Een voorbeeld hiervan is ‘lispelen’, waarbij de s wordt uitgesproken met de tong tussen of tegen de tanden. Vaak blijkt dan dat de tong ook tussen de tanden geduwd wordt bij het slikken en in rust. Meestal is de persoon toch goed te verstaan, maar het spreken klinkt wat vreemd. Deze stoornis heeft ook geen invloed op het leren lezen. De logopedist gaat op de eerste plaats goed kijken naar de oorzaak van de articulatieproblemen en past de behandeling aan het kind aan.
Op het gebied van de spraak worden problemen behandeld indien er sprake is van:
- Het onvoldoende op gang komen van de spraakontwikkeling
- Problemen in het uitspreken van bepaalde klanken
- Algehele problemen in de verstaanbaarheid van de spraak
- Spraakproblemen als gevolg van een (tijdelijk) verminderd gehoor
Zie de website Kind en taal voor meer informatie over de taal en spraak van kinderen.
Gehoor / Auditieve verwerking
Voor de communicatie is het belangrijk dat het gehoor in orde is. Om te leren spreken moet men niet alleen kunnen horen wat een ander zegt, maar men moet ook zichzelf kunnen horen. Ook is het nodig om goed te kunnen luisteren en te kunnen verwerken wat men hoort.
Sommige kinderen hebben een normaal gehoor, maar zijn toch niet goed in staat om op het gehoor klanken te herkennen. Zij hebben bijvoorbeeld moeite met rijmen en kunnen geen versjes en liedjes onthouden. In een omgeving waar wat meer geluiden zijn, luistert het kind vaak niet goed. Soms merken ouders en anderen dit probleem ook aan het praten van het kind: het gebruikt bepaalde klanken niet of verkeerd en is slecht verstaanbaar.
Het herkennen van klanken en het waarnemen van de volgorde ervan zijn belangrijk. We noemen dit 'auditieve vaardigheden' of 'fonologisch bewustzijn'. Deze zijn niet alleen belangrijk bij het uitspreken van woorden en zinnen, maar ook voor het leren lezen en schrijven. Deze problemen komen vaak voor in combinatie met andere problemen, zoals slecht presteren op school (ondanks normale intelligentie), problemen bij het vervullen van klassikale opdrachten, een korte aandachtspan, snel afgeleid zijn door geluiden of gebeurtenissen in de omgeving, of een slecht ontwikkeld besef van tijd.
Gehoorproblemen
Een vaak voorkomende oorzaak van gehoorproblemen is een middenoorontsteking.
Middenoorontstekingen die gepaard gaan met vocht in het middenoor kunnen gehoorverlies veroorzaken.
Middenoorontstekingen komen bij jonge kinderen veel voor; na 5 à 6 weken zijn de klachten meestal voorbij en het kind hoort weer goed. Kinderen die in de eerste levensjaren regelmatig middenoorproblemen met gehoorverliezen hebben, kunnen echter wel problemen krijgen in de spraak- en taalontwikkeling. Een kind leert de spraak en taal immers door te luisteren naar zijn omgeving en door het voorbeeld dat zijn omgeving aanbiedt te imiteren. Als het minder goed hoort, is het hiertoe onvoldoende in staat. In de spraak vallen dan vooral uitspraakproblemen op. In de taal kunnen woordenschat en zinsbouw zich minder goed ontwikkelen.
Wisselende gehoorverliezen kunnen op school de leerprestaties negatief beïnvloeden. En doordat het kind zich steeds moet inspannen om goed te horen, kunnen ook gedragsproblemen optreden.
Een medische ingreep, zoals het plaatsen van middenoorbuisjes (trommelvliesbuisjes), kan bij kinderen met een vaak terugkerende middenoorontsteking noodzakelijk zijn. De kno-arts verricht deze ingreep.
Als het gehoor zich herstelt, blijkt dat de achterstand in spraak- en taalontwikkeling in de regel ook ingehaald wordt. Dit inhalen neemt wel kostbare tijd in beslag. Bovendien kunnen, als het middenoor vaak ontstoken raakt, de spraak- en taalproblemen groter worden. Logopedische therapie is dan van belang, ook om leermoeilijkheden op school te voorkomen.
In de logopedische behandeling worden zowel het luisteren als de spraak en de taal getraind. Dit gebeurt zoveel mogelijk in een spelsituatie. Indien nodig leert de logopedist het kind door de neus te ademen. Dat is belangrijk voor een juiste functie van het middenoor. De behandeling heeft meestal een goed resultaat. Dit hangt af van de duur, de mate en de aard van het gehoorverlies.
Afwijkende Mondgewoonten
Afwijkende mondgewoonten zijn gewoontehandelingen of bewegingen die negatief zijn voor de gebitsstand, het spreken, het gehoor en de gezondheid. Habitueel mondademen, afwijkend slikken en kauwen en duim- en vingerzuigen (en spenen) zijn afwijkende mondgewoonten. Verder vallen foutieve lipgewoonten, tonggewoonten en nagelbijten onder afwijkende mondgewoonten.
Bij alle handelingen, die we met onze mond verrichten zoals bijvoorbeeld kauwen, slikken en praten zijn veel spieren betrokken waaronder de kauw- en tongspieren. De tong bestaat alleen uit spieren. Een verkeerd gebruik van deze spieren kan de stand van het gebit (ook na orthodontische behandeling) beïnvloeden.
De logopedist is opgeleid voor het afleren van dit 'schadelijk' spiergebruik en het aanleren van goede mondgewoonten. Na logopedische behandeling, de Oro Myofunctionele Therapie, vinden er geen gebitsverschuivingen meer plaats door verkeerd spiergebruik.
Wat is schadelijk mondgedrag?
Habitueel mondademen is de gewoonte om in rust de lippen niet te sluiten. Er wordt daarbij niet door de neus geademd terwijl de neus wel doorgankelijk is. De neus wordt dan nauwelijks meer gebruikt en de mondspieren kunnen verslappen. Door mondademen droogt de mond uit. Er is daardoor minder speeksel in de mond aanwezig waardoor er veel minder geslikt hoeft te worden. Dit heeft tot gevolg dat de buis van Eustachius, die de neusholte met het oor verbindt, te weinig wordt geopend. De kans op oorontstekingen en andere gezondheidsproblemen neemt hierdoor toe. Eveneens ligt de tong vaak slap tegen of op de ondertanden Doordat de lippen ook geen tegendruk geven, kan de zware slappe tong de tanden naar voren duwen.
Afwijkend slikken kan ontstaan door mondademen en duim/vinger/speenzuigen, maar komt ook voor als er gewoon door de neus geademd wordt. Bij afwijkend slikken ligt de tong vaak laag onder in de mond. De tong wordt dan tussen de tanden geperst. Doordat de tong telkens tegen de tanden duwt, kan er een over- of open beet ontstaan. Ook tijdens het spreken kan de tong tussen de tanden komen, met lispelen of slissen als gevolg.
Zuigen op een duim, vinger of speen is normaal bij een baby of peuter, omdat zij nog een grote zuigbehoefte hebben. Het geeft veiligheid. Daarna wordt het vaak een gewoonte en kunnen de tanden scheef groeien. Ook kan de vorm van de mond (het gehemelte) veranderen. Er is een grotere kans op een slappe mondmotoriek, waardoor afwijkend slikken kan optreden. Spenen en duim- of vingerzuigen moeten daarom zo snel mogelijk worden afgeleerd.
Duim- vinger- of speenzuigen kan een belangrijke oorzaak zijn van deze schadelijke mondgewoonten.
Er vinden ongeveer 10 tot 15 behandelingen plaats. Eerst wekelijks maar daarna met langere tussenpozen. Tijdens de behandelingen worden alle verkeerde bewegingen en houdingen van de tong, lippen en kaken vervangen voor goede. Iedere keer worden oefeningen meegegeven en het resultaat van de therapie hangt echter samen met de mate waarin geoefend wordt.
Lees- en spellingproblemen
In veel gevallen is de logopedist al in een vroeg stadium betrokken bij kinderen die een verhoogd risico lopen op het krijgen van problemen bij lezen en spellen. De reden hiervoor is dat lees- en spellingsproblemen vaak samenhangen met spraak- en taalontwikkelingsproblemen. In groep 1,2 kunnen er al signalen zijn die wijzen op latere leesproblemen, omdat kinderen met lees- en spellingsproblemen vaak moeite hebben met het automatiseren van de klank-tekenkoppelingen en met het waarnemen van klanken, het foneembewustzijn. Dat bewustzijn is nodig bij het goed leren spreken, maar nog meer bij het leren lezen. Zeker als er in de familie taal- en/of leesproblemen voorkomen, is het belangrijk hierop te letten. De kans is dan groter dat het kind dyslectisch is. Het leren lezen gaat vaak moeizaam, ze lezen traag of met veel fouten. In sommige gevallen gaat het lezen redelijk goed, maar zijn er spellingsproblemen. Goede begeleiding in een vroeg stadium kan een grote bijdrage leveren aan het voorkomen van lees- en spellingsproblemen en het verminderen van de gevolgen ervan. Vaak in samenwerking met school en/of een kinderfysiotherapeut gaan wij deze vaardigheden trainen. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende methoden om bij lees- en spellingsproblemen te begeleiden, waaronder Taal in Blokjes